sitting
- Geluid: sitting (VS) (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsɪtɪŋ /
- sit·ting
- Afkomstig van het Oudfranse zelfstandige naamwoord convocation, dat van de Latijnse zelfstandig-naamwoordsvorm convocationem (nominatief: convoacatio) komt, dat weer van het Latijnse werkwoord convocare komt
- Engels zelfstandig naamwoord met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -tion
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sitting | sittings |
sitting
- het zitten
- sessie, vergadering
- zitting (de tijd voor een specifiek doel)
- zitting (de tijd om voor een portret of foto te poseren)
- zitting (een fase van meerdere herhaalde fases, bijv. om in groepen te eten)
- (politiek) kamerzitting
- (juridisch) rechtszitting
- [4]: posing
- [1]: zitting area
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
sitting | - | - |
sitting
- [2]: incubating
- [1]: a sitting posture
een zittende houding