• broe·dend
vervoeging van: broeden
verbogen vorm: broedende

broedend

  1. onvoltooid deelwoord van broeden
stellend
onverbogen broedend
verbogen broedende
partitief broedends

broedend

  1. van een vogel dat deze bezig is met het uitbroeden van zijn eieren
    • Onbekenden schoten twee weken geleden gericht op het broedende ooievaarskoppel in De Lutte. Het mannetje kwam daarbij om het leven. De vogelwerkgroep Losser bracht de eieren van het nest vervolgens naar een broedmachine in Herwijnen, waar Pieter van Andel ze verzorgt. [1] 
    • De gemeente Hellendoorn waarschuwt wandelaars en fietsers om alert te zijn op een broedende buizerd in het bos bij de Lage Esweg en Bergleidingweg in Nijverdal. [2] 



  1. Tubantia 17 mei. 2019 Eerste kuiken van beschoten ooievaarsnest De Lutte geboren
  2. Tubantia Mariëtte Cellarius 05-06-19 Pas op voor buizerd in Nijverdal