huisvesten
- Geluid: huisvesten (hulp, bestand)
- huis·ves·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
huisvesten |
huisvestte |
gehuisvest |
zwak -t | volledig |
huisvesten
- overgankelijk geven van een vaste of tijdelijke woon- of verblijfplaats
- Hij werd gehuisvest in een van de buitenwijken van de stad.
- ▸ Het hotel in Albergen is nu ingericht voor 80 gasten, maar volgens de staatssecretaris kunnen er in potentie 300 asielzoekers worden gehuisvest.[1]
- Het woord huisvesten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huisvesten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Kabinet passeert voor het eerst gemeente: vergunning voor azc in hotel” (16 augustus 2018), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be