Nederlands

 
Een paardenhorzel.
Uitspraak
Woordafbreking
  • hor·zel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘insect’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1180 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord horzel horzels
verkleinwoord horzeltje horzeltjes

Zelfstandig naamwoord

de horzelm

  1. (tweevleugeligen) Oestridae   een exemplaar uit een familie van insecten behorende tot de orde tweevleugeligen (Diptera)
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen