0 1 0 6
honderdzes,
op een abacus
  • hon·derd·zes

honderdzes

  1. "106", het getal tussen honderdvijf en honderdzeven, honderd plus zes
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdzes euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdzes van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdzes" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdzes honderdzessen
verkleinwoord honderdzesje honderdzesjes

de honderdzesv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 106 is aangeduid
    • Als jij honderdzes opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdzesmv

  1. groep van 106 eenheden
    • Die honderdzes kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.