honderdtweeëntwintig

Nederlands

       
0 1 2 2
honderdtweeëntwintig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • hon·derd·tweeën·twin·tig, hon·derd·twee·en·twin·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

honderdtweeëntwintig

  1. "122", het getal tussen honderdeenentwintig en honderddrieëntwintig, honderd plus tweeëntwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdtweeëntwintig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdtweeëntwintig van het grootste hotel. 
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdtweeëntwintig" ht als linkerdeel

Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord honderdtweeëntwintig honderdtweeëntwintigs
verkleinwoord honderdtweeëntwintigje honderdtweeëntwintigjes

Zelfstandig naamwoord

de honderdtweeëntwintigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 122 is aangeduid
    • Als jij honderdtweeëntwintig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

honderdtweeëntwintig mv

  1. groep van 122 eenheden
    • Die honderdtweeëntwintig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden. 

Gangbaarheid