honderdeenenzeventig

       
0 1 7 1
honderdeenenzeventig,
op een abacus
  • hon·derd·een·en·ze·ven·tig

honderdeenenzeventig

  1. "171", het getal tussen honderdzeventig en honderdtweeënzeventig, honderd plus eenenzeventig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdeenenzeventig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdeenenzeventig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdeenenzeventig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdeenenzeventig honderdeenenzeventigs
verkleinwoord honderdeenenzeventigje honderdeenenzeventigjes

de honderdeenenzeventigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 171 is aangeduid
    • Als jij honderdeenenzeventig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdeenenzeventigmv

  1. groep van 171 eenheden
    • Die honderdeenenzeventig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.