honderdeenenzestig

       
0 1 6 1
honderdeenenzestig,
op een abacus
  • hon·derd·een·en·zes·tig

honderdeenenzestig

  1. "161", het getal tussen honderdzestig en honderdtweeënzestig, honderd plus eenenzestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdeenenzestig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdeenenzestig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdeenenzestig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdeenenzestig honderdeenenzestigs
verkleinwoord honderdeenenzestigje honderdeenenzestigjes

de honderdeenenzestigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 161 is aangeduid
    • Als jij honderdeenenzestig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdeenenzestigmv

  1. groep van 161 eenheden
    • Die honderdeenenzestig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.