hashtag
  • hash·tag
enkelvoud meervoud
naamwoord hashtag hashtags
verkleinwoord

de hashtagm

  1. (informatica), (communicatie) grafisch symbool # dat men zonder spatie voor een woord plaatst om aan te geven wat het onderwerp van een bericht is (zoals men in verschillende socialemediawebsites zoals Twitter, Instagram, Facebook, Google+ en YouTube gebruikt)
    • De Turkse president Erdogan heeft met een opmerking in een fractiebijeenkomst een kleine storm op Twitter in Turkije veroorzaakt. Het staatshoofd verklaarde op te stappen mocht het volk het op een dag genoeg vinden met hem aan het roer. De hashtag #genoeg werd daarna door 1,5 miljoen twitteraars gebruikt. [1] 
    • Musk reageert daarmee op het schandaal rond gebruikersinformatie waarin Facebook is verwikkeld. Op Twitter wordt via de hashtag #deleteFacebook opgeroepen tot het beëindigen van Facebook-accounts. Musk gaf verder aan dat Instagram, eigendom van Facebook, wat hem betreft „een grensgeval” is. [2] 
vervoeging van
hashtaggen

hashtag

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hashtaggen
    • Ik hashtag. 
  2. gebiedende wijs van hashtaggen
    • Hashtag! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hashtaggen
    • Hashtag je? 
  1. Reformatorisch Dagblad 09-05-2018 Veel Turken vinden het #genoeg met Erdogan
  2. Reformatorisch Dagblad 23-03-2018 Elon Musk verwijdert Facebook-pagina Tesla


  • hash·tag
enkelvoud meervoud
hashtag hashtags

hashtag

  1. (informatica), (communicatie) hashtag


  • Leenwoord uit het Engels

hashtag m

  1. hashtag; het grafische symbool # dat men zonder spatie voor een woord plaatst om aan te geven wat het onderwerp van een bericht is


  • IPA: /ɦɛʃtɛk/
  • hash·tag
  • Leenwoord uit het Engels

hashtag monbezield

  1. hashtag; het grafische symbool # dat men zonder spatie voor een woord plaatst om aan te geven wat het onderwerp van een bericht is