gillen
- Geluid: gillen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣɪlə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈχɪlə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɣɪlə(n)/
- gil·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gillen |
gilde |
gegild |
zwak -d | volledig |
gillen
- een harde schelle ongearticuleerde uitroep slaken [4]
- Hij gilde toen hij in het ravijn viel.
- in schuine richting afzagen of afsnijden [5]
1. een harde schelle ongearticuleerde uitroep slaken
de gillen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord gil
- Het woord gillen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gillen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "gillen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gillen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ gillen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be