gillerig
- gil·le·rig
- Naamwoord van handeling van gillen met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gillerig | gilleriger | gillerigst |
verbogen | gillerige | gillerigere | gillerigste |
partitief | gillerigs | gillerigers | - |
gillerig [1]
- op een domme, grappige manier
- op een schril schreeuwende manier
- Het woord gillerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gillerig" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be