• gil·de
  • In de betekenis van ‘middeleeuwse broederschap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1115 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gilde gilden
gildes
verkleinwoord

gilde v/(m) / o

  1. (geschiedenis) een middeleeuwse beroepsorganisatie, meest op monopolie en handhaven van bepaalde standaarden gericht
vervoeging van
gillen

gilde

  1. enkelvoud verleden tijd van gillen
    • Ik gilde. 
    • Jij gilde. 
    • Hij, zij, het gilde. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]