1. Het gildebestuur van het Sint Lucasgilde te Haarlem in 1675.
  • gil·de·be·stuur
enkelvoud meervoud
naamwoord gildebestuur gildebesturen
verkleinwoord - -

het gildebestuuro

  1. groep leden die is aangewezen als leiding van de beroepsorganisatie van alle personen in een plaats die een bepaald vak uitoefenen
     Als apotheker leerde je het vak in de praktijk. Dat duurde een jaar of zes. Je begon als een soort krullenjongen, en klom dan op. In de gildes ging dat heel gedegen en was alles gereguleerd. Een gezel ging van meester naar meester, en tot slot kwam de meesterproef. Ten overstaande van het gildebestuur moesten gezellen uit de inhoud van een simpliciakast een medicijn samenstellen, met precies de goede hoeveelheden.[2]
     De Belgische zee-, rivier- en kanaalloodsen hebben besloten voor onbepaalde tijd geen dienst meer te doen tussen negen uur 's avonds en zes uur 's morgens. Met deze actie willen de loodsen bereiken dat meer aandacht besteed wordt aan hun eis om op zestigjarige leeftijd gepensioneerd te worden. Zij schaarden zich in Antwerpen massaal achter hun gildebestuur dat een actieplan heeft ontworpen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Liesbeth Koenen
    “Een met goud beslagen kabinet vol geneeskracht” (23 mei 2011) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron “Belgische loodsen werken voorlopig 's nachts niet” (14 mei 1975) op nrc.nl