Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schrei·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘huilen’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schreien
schreide
geschreid
zwak -d volledig

Werkwoord

schreien [3]

  1. (formeel) onovergankelijk ) huilen, wenen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • schrei·en
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schreien
schrie
(hat) geschrien
Klasse 1 sterk volledig

Werkwoord

schreien

  1. onovergankelijk brullen, krijsen, schreeuwen