gaga
- ga·ga
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kinds’ voor het eerst aangetroffen in 1859 [1]
- van Frans gaga [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | gaga |
verbogen | - |
gaga
- door ouderdom traag van begrip en niet tot een verstandige reactie in staat
- "U gaat ons gesprek toch niet opnemen?"
"Dat is wel mijn bedoeling", antwoordde ik.
"Nee, dat is onmogelijk", reageerde ze. "Als een luisteraar mij hoort, denkt hij dat ik gaga ben."
"Gaga?" Ik had geen enkele reden aan haar verstandelijke vermogens te twijfelen. Maar ze sprak de taal van de oude elite en realiseerde zich dat ze niet meer zou worden begrepen in dit populair culturele tijdperk. Ze voelde er weinig voor om voor gek te worden verklaard. [3]
- "U gaat ons gesprek toch niet opnemen?"
- (algemeen) onbegrijpend en traag reagerend
- Ik wilde wat zeggen, maar ik was gaga en alleen met de grootste moeite kon ik uitbrengen: ‘Stil, stil, je mag nooit meer praten.’ [4]
- Oorlog is een ramp, maar het niet op oorlog voorbereid zijn, het niet ook in geestelijk opzicht, altijd paraat zijn; de zucht naar tractaten, barrière-tractaten en tractaat-barrières, zie, dat is nog grooter ramp! Want die zucht is een onmiskenbaar teeken niet van nobele anti oorlogs-gezindheid, maar van meelijwekkend gaga zijn Het ergste wat een natie kan treffen! [5]
- Het woord gaga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gaga" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "gaga" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gaga op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Olink, H.En weer strijden de vossen en de leeuwen (10 januari 2004) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2018-01-25
- ↑ Mahieu, V.Verzameld werk. (1992) Querido, Amsterdam; ISBN 90 214 7452 2; p. 129; geraadpleegd 2018-01-25
- ↑ M."Het Ontwapenings-gevaar." in: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië jrg. 36 nr. 265 (16 november 1931); p. 1 kol. 2; geraadpleegd 2018-01-25
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
gaga
- (spreektaal) kinds, seniel [1]
- (spreektaal) wild, gek (op iemand)
- «Je suis vraiment gaga d'Estelle.»
- Ik ben echt gek op Estelle. [1]
- «Je suis vraiment gaga d'Estelle.»
- ga·ga
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | gaga | gagalar |
genitief | gaganın | gagaların |
datief | gagaya | gagalara |
accusatief | gagayı | gagaları |
locatief | gagada | gagalarda |
ablatief | gagadan | gagalardan |
gaga