dynamo
- dy·na·mo
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘toestel voor opwekking van elektrische energie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1894 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dynamo | dynamo's |
verkleinwoord | dynamootje | dynamootjes |
de dynamo m
- (elektrotechniek) (werktuigbouwkunde) een machine die mechanische energie, binnenkomend via een draaiende as, omzet in elektrische energie
- Hij wilde 's avonds op zijn fiets weg, maar zijn dynamo deed het niet.
1.
- Het woord dynamo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dynamo" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dynamo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dynamo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /dɪnamɔ/
- dy·na·mo
dynamo o
- (elektrotechniek) (werktuigbouwkunde) dynamo; een machine voor het omzetten van mechanische energie in gelijkstroom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | dynamo | dynama |
genitief | dynama | dynam |
datief | dynamu | dynamům |
accusatief | dynamo | dynama |
vocatief | dynamo | dynama |
locatief | dynamu | dynamech |
instrumentalis | dynamem | dynamy |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.