0 3 0 4
driehonderdvier,
op een abacus
  • drie·hon·derd·vier

driehonderdvier

  1. "304", het getal tussen driehonderddrie en driehonderdvijf, driehonderd plus vier
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdvier euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdvier van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdvier" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdvier driehonderdviers
verkleinwoord driehonderdviertje driehonderdviertjes

de driehonderdvierv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 304 is aangeduid
    • Als jij driehonderdvier opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdviermv

  1. groep van 304 eenheden
    • Die driehonderdvier kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.