driehonderdenvier

Nederlands

       
0 3 0 4
driehonderdenvier,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • drie·hon·derd·en·vier
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

driehonderdenvier

  1. "304", langere vorm van driehonderdvier, driehonderd plus vier
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft driehonderdenvier euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot driehonderdenvier. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "driehonderdenvier" ht als linkerdeel

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2.   Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)