conclusie
- con·clu·sie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gevolgtrekking’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- afgeleid van het Latijnse clūdere (sluiten) met het voorvoegsel con- [2]
- Naamwoord van handeling van concluderen met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conclusie | conclusies |
verkleinwoord | conclusietje | conclusietjes |
- de uitkomst van een denkproces, besluit, gevolgtrekking, bevinding
- ▸ Ze was de greep op haar eigen gedachten volledig kwijt. De vragen en voorbarige conclusies stroomden als een woeste rivier.[4]
- ▸ Deze conclusie, zijn verklaring van plichtsbesef en de resten van zijn garnalensoesje spoelde hij weg met een grote slok zoete witte wijn, terwijl ik bleef zitten met de vraag hoe hij vanuit dit geïsoleerde hotel, dat op honderden kilometers van zee lag, leiding gaf aan een intercontinentaal georiënteerd maritiem bedrijf, maar ik durfde het niet te vragen, want hij had alweer een nieuw roesje in zijn mond gestopt.[5]
- verklaring geschreven door een advocaat waarin een partij in een rechtszaak zijn eisen en middelen uiteenzet
1.
- Het woord conclusie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "conclusie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "conclusie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ conclusie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be