concluderen
- Geluid: concluderen (hulp, bestand)
- IPA: /ˌkɔŋklyˈderən/
- con·clu·de·ren
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘besluiten’ voor het eerst aangetroffen in 1370 [1]
- afgeleid van het Franse concluder (thans conclure) of daarvoor van het Latijnse 'conclūdere' met het achtervoegsel -eren [2]
[3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
concluderen |
concludeerde |
geconcludeerd |
zwak -d | volledig |
concluderen
- overgankelijk tot een eis komen
- Hij werd tot invrijheidsstelling geconcludeerd.
- overgankelijk tot een besluit komen, een conclusie trekken
- ▸ Het inspectierapport, dat onder meer concludeert dat er sprake is van financieel wanbeheer op de school, vormt de belangrijkste onderbouwing voor Slobs vordering dat het bestuur moet opstappen.[4]
- ▸ Nu ik haar schaamteloos kon aankijken omdat zij voor mij stond, zag ik mijzelf genoodzaakt te concluderen dat zij niet echt mooi was, althans niet op de banale manier waarop mooie vrouwen doorgaans mooi zijn.[5]
2. (overgankelijk) tot een besluit komen
- Het woord concluderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "concluderen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "concluderen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ concluderen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Tjerk Gaulthérie van Weezel en Rik Kuiper“Gerechtshof brandt vingers niet aan inspectierapport over Haga Lyceum” (24 december 2019), de Volkskrant
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 31
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be