commissie
- com·mis·sie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vertrouwelijke opdracht’ voor het eerst aangetroffen in 1370 [1]
- van Middelnederlands commissie [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | commissie | commissies |
verkleinwoord | commissietje | commissietjes |
de commissie v
- groep personen met een bepaalde opdracht of voor een bepaald doel bijeengeroepen
- EU benoemt speciale commissie om belastingdeals te onderzoeken [4]
- vergoeding voor het werk van iemand die voor een ander iets koopt of verkoopt in de vorm van een klein deel van de koopsom
- opdracht tot het vervaardigen van een object in de kunstwereld, zoals een schilderij.
- [1] comité
1. een groep personen aan wie een bepaalde opdracht wordt gegeven of die voor een bepaald doel bijeenkomen
- Het woord commissie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "commissie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "commissie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ commissie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- van Latijn commissio, dat weer is afgeleid van mittere ww "plaatsen, zenden" met het voorvoegsel con- [1][2]
commissie v
- opdracht, mandaat