Frans Olympisch Comité 1922
  • co·mi·té
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘groep personen met uitvoerende taak’ voor het eerst aangetroffen in 1729 [1]
  • van Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord comité comités
verkleinwoord comiteetje comiteetjes

het comitéo

  1. groep mensen die iets voorbereidt of organiseert, zoals een herdenking of feest
    • Dit comité organiseert elk jaar het zomerfeest. 
  2. groep mensen die zich inzet voor een politiek of maatschappelijk doel
    • De studenten vormden een comité dat zich met pamfletten en een protestmars tegen de regering van Pinochet keerde. 
94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]