• co·mi·té·lid
enkelvoud meervoud
naamwoord comitélid comitéleden
verkleinwoord comitélidje comitélidjes

het comitélido

  1. iemand die deeluitmaakt van een comité.
    • Het comitélid was aanwezig op de vergadering. 
91 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be