Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kas·com·mis·sie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kascommissie kascommissies
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kascommissiev

  1. een speciale commissie die de boekhouding van de vereniging controleert
    • Heemels bevestigde me dat er zaken spelen. Er was volgens hem één onbetaalde rekening, „die is daarna netjes betaald”. De hoge vergoedingen aan de stagiair kwamen omdat de man destijds „ook fractiemedewerker” was. En het feit dat betrokkene nu ontkent de betalingen te hebben ontvangen („dat heb ik ook gehoord”) was mede aanleiding, zei Heemels, om onderzoek van zowel de kascommissie als een externe accountant te vragen. [2] 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Tom-Jan Meeus 30 januari 2016