Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • school·com·mis·sie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schoolcommissie schoolcommissies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de schoolcommissiev

  1. groep personen die zijn aangewezen om samen te zorgen voor toezicht of advies met betrekking tot een bepaalde onderwijsinstelling
     Door de Schoolwet van 1857 veranderde er méér dan alleen de financiële positie van de onderwijzer. Van een kleine zelfstandige, die – zolang zijn gedrag en optreden acceptabel was – naar eigen inzicht zijn gang kan gaan, werd de onderwijzer een ondergeschikte. Hij werd voortaan meer op de vingers gekeken door de autoriteiten: de invloed van de plaatselijke schoolcommissie nam toe. In het begin namen de pastoor en enkele notabelen in de schoolcommissie zitting, maar na 1857 werden zij vervangen door leden van het gemeentebestuur, die op deze manier een instrument in handen kregen om wraak te nemen op hun lastige onderwijzer.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Cor van der Heijden
    “Dagboek van een schoolmeester” (9 oktober 2004) op nrc.nl