brutaal
- bru·taal
- van Frans brutal, op te vatten als afgeleid van bruut met het achtervoegsel -aal, in de betekenis van ‘beestachtig’ voor het eerst aangetroffen vanaf 1553 [1] [2] [3][1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | brutaal | brutaler | brutaalst |
verbogen | brutale | brutalere | brutaalste |
partitief | brutaals | brutalers | - |
brutaal
- (verouderd) beestachtig
- geen respect hebbend voor iets of iemand, onbeschoft, lomp
- Wat ben jij toch een arrogante en brutale jongen!
- ▸ Pippi Langkous was brutaal en deed niet wat de volwassenen tegen haar zeiden. Ze luisterde niet eens naar politieagenten. Dat kon volwassenen natuurlijk tegenstaan.[4]
- (figuurlijk) vrij in het uiten van zijn gemoed, vrijpostig
- Er was geen vrijheid van meningsuiting in dat arme land, maar de brutale man vertelde al zijn kritiek aan de rijke koning.
- Een brutaal mens heeft de halve wereld
Als je wat durft krijg je meer.
2.
3. vrijpostig
- Het woord brutaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brutaal" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ 1,0 1,1 brutaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Jan II van den Werve“Het tresoor der Duytsscher talen.” (1553), Hans de Laet, Antwerpen, p. 23
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be