• im·per·ti·nent
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onbehoorlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
  • uit het Frans [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen impertinent impertinenter impertinentst
verbogen impertinente impertinentere impertinentste
partitief impertinents impertinenters -

impertinent [3]

  1. te intiem en niet ter zake doende
    • Je portret staat hier voor me. Het zal zijn gemaakt rondje tweeëndertigste, in 1914. Terwijl ik schrijf rust jouw blik op mij. Over mijn laptop heen kijk ik af en toe naar je gezicht. Een mooie jongeman was je. Je golvende, donkere haar valt bij de scheiding keurig opzij. Had je dat vlassige snorretje misschien laten staan om het gemis aan beharing op je wangen en kin te compenseren? Of vind je die vraag impertinent? Excuseer me in dat geval, maar je hebt bijna het gelaat van een vrouw, zo fijn, vandaar dat ik me dat afvroeg. [4] 
    • Wij vinden het plompverloren stellen van de vraag ‘Wilt u gereanimeerd worden?’ aan iedere patiënt die wordt opgenomen niet alleen medisch gezien onjuist, maar bovendien impertinent en respectloos. Zeker bij relatief jonge en verder gezonde mensen is het helemaal niet aan de orde of er levensgevaar is, maar wordt wel een vraag gesteld die te maken heeft met hoe ze willen sterven.[5]  
88 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[6]