• as·trant
  • uit het Frans [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen astrant astranter astrantst
verbogen astrante astrantere astrantste
partitief astrants astranters -

astrant [2]

  1. van een persoon dat deze (te) vrijmoedig is
     'Wordt mijn dochter daarginds niet te astrant?', weifelde mijn moeder.[3]
     Als Carmen ten slotte trakteerde ze het publiek op een heerlijk manmoedige Habanera: geen sensuele lokzang, maar astrante vrijheidsmuziek.[4]
33 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[5]
  1. astrant op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Nederland wint vernieuwde editie Groot Dictee” (19-12-2015), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Tom Janssens
    “Koningin Elisabethwedstrijd dag 2. Wagner zingen vergt meer dan drie haren op de borst” (30/05/2014), De Standaard
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be