Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·le·di·gend

Werkwoord

vervoeging van: beledigen
verbogen vorm: beledigende

beledigend

  1. onvoltooid deelwoord van beledigen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beledigend beledigender beledigendst
verbogen beledigende beledigendere beledigendste
partitief beledigends beledigenders -

Bijvoeglijk naamwoord

beledigend

  1. met de bedoeling om iemand te beledigen en te kwetsen
    • Hij is schuldig bevonden aan beledigend, discriminerend en bedreigend verbaal gedrag. Behalve een stadionverbod voor drie jaar kreeg de 20-jarige supporter ook nog een boete van ongeveer 1000 euro. [1] 
    • Wat de officier van justitie betreft is vrijheid van meningsuiting een groot goed. Maar daar staat wel de vrijheid tegenover om te zijn wie je wil zijn plus het recht om gevrijwaard te blijven van discriminatie. De teksten in de flyer zijn volgens de officier duidelijk negatief en beledigend. ,,Bescherming van homoseksuelen verdient onze aandacht. Met deze teksten wordt de acceptatie van homoseksuelen bepaald niet vergroot’’,aldus de officier. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen