franc
Niet te verwarren met: frank |
- franc
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | franc | francs |
verkleinwoord | francje | francjes |
de franc m
- (financieel) frank, munteenheid in verschillende Franstalige landen
- De kaartjes waren wel veertig franc per stuk geweest, vertelde hij met glanzende ogen en hij maande met zijn vinger, je bent elf nu, pas op, nu ga je het beleven. [1]
- (numismatiek) muntstuk
- Hij was een jongetje en dol op flipperen. Dus hij jatte telkens muntgeld van zijn vader, ook op de camping in Frankrijk. Hij strooide die munten zelfs vooraf uit op het pad naar de kantine: "Pap, kijk! Een franc! En daar nog een!" [2]
- Het woord franc staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "franc" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Loo, S. van derKleine kroniek van onschuld, spelen en verliezen in: De Revisor. 8 (2014) De Bezige Bij, Amsterdam; ISBN 978 90 234 9197 2; p. 231; geraadpleegd 2019-04-10
- ↑ Beek, H. van derHet aanmodderen van een vader (20 april 2018) op website: parool.nl; geraadpleegd 2019-04-10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Uit het Middeleeuws Latijn francus “vrij”, “vrijgesteld” (van belastingen e.d.), vernoemd naar de Germaanse Franken, die na de verovering van Gallië in de 5e eeuw n. Chr. de plaatselijke elite gingen vormen.
- De munt is vernoemd naar het middeleeuwse goudstuk met de bijnaam franc à cheval “vrij te paard”.
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
franc | le franc | francs | les francs |
franc m
- (financieel) voormalige munteenheid in o.m. Frankrijk, Luxemburg en België
- munteenheid in Zwitserland, Liechtenstein, en in een aantal Franstalig Afrikaanse landen en overzeese gebiedsdelen van Frankrijk
- (numismatiek) muntstuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | franc | francs |
vrouwelijk | franche | franches |
franc
- vrij
- vrijgesteld (van een aanbetaling)
- eerlijk en vrij, direct (van spreken, denken)
- (spreektaal) veilig, safe
- «T'inquiète, cette rue est franche.»
- Maak je niet ongerust, die straat is veilig. [1]
- «T'inquiète, cette rue est franche.»