brandnetel
- Geluid: brandnetel (hulp, bestand)
- brand·ne·tel
- samenstelling van brand ww en netel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandnetel | brandnetels |
verkleinwoord | brandneteltje | brandneteltjes |
- (bloemplanten) een plantengeslacht Urtica , waarvan in Nederland en België de grote brandnetel (Urtica dioica ) en de kleine brandnetel (Urtica urens ) voorkomen
- (bloemplanten) Urtica dioica een harige plant die bij aanraking een brandend gevoel en zwelling veroorzaakt
- (bloemplanten) Urtica urens een harige plant die bij aanraking een brandend gevoel en zwelling veroorzaakt
- [2]: grote brandnetel
- [3]: kleine brandnetel
- [1] brandnetelfamilie, zaadplanten, fabiden, 'nieuwe' tweezaadlobbigen, bedektzadigen, landplanten, planten
- brandnetelfamilie
- bonte brandnetelmot, brandnetelblad, brandnetelbladroller, brandnetelboorvlieg, brandnetelbos, brandnetelhaar, brandnetelkalk, brandnetelkapje, brandnetelkevertje, brandnetelmot, brandnetelmotje, brandnetelprachtwants, brandnetelrol, brandnetelsap, brandnetelscheut, brandnetelsnuittor, brandnetelsnuituil, brandnetelsoep, brandnetelspruit, brandnetelthee, brandnetelvezel, brandnetelvlo, brandnetelwants, brandnetelloof, gekamde brandnetelsnuittor, glad brandnetelkevertje
2-3. een harige plant die bij aanraking een brandend gevoel en zwelling veroorzaakt
- Het woord brandnetel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brandnetel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be