boterham

- bo·ter·ham
- In de betekenis van ‘snee brood’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- samenstelling van boter en ham [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boterham | boterhammen |
verkleinwoord | boterhammetje | boterhammetjes |
- (voeding) snee brood
- Zij smeert pindakaas op haar boterham.
- (voeding) een snee brood als onder [1], met beleg [2]
- In de pauze eet hij altijd precies één boterham.
een boterham met veel beleg
een boterham zonder beleg
geld verdienen
(pejoratief) een vrouw die veel seksuele contacten heeft gehad |
1. een snee brood
- Het woord boterham staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boterham" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "boterham" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ boterham op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be