gesneden boterhamworst
  • bo·ter·ham·worst
enkelvoud meervoud
naamwoord boterhamworst
verkleinwoord

de boterhamworstv / m

  1. goedkope gekookte worst voor op de boterham
    • „Had ik boterhamworst gehaald was ik ’m vergeten op te eten. Was de houdbaarheidsdatum verlopen… Moest ik die worst weggooien. Hij zat helemaal onder van die groene stippen. Dat is toch niet normaal?”[2] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Marcel van Roosmalen 12 december 2016