1. Afghaanse vrouwen in boerka's.
2. Georgische boer in een boerka.
  • boer·ka
enkelvoud meervoud
naamwoord boerka boerka's
verkleinwoord

de boerkav / m

  1. (kleding) het gehele lichaam, inclusief gezicht en ogen, verhullend gewaad dat vrouwen volgens streng islamitische opvattingen in het openbaar behoren te dragen
    • Tijdens het taliban-regime moesten alle vrouwen in Afghanistan buitenshuis weer een boerka dragen. 
  2. (kleding) wollen mantel voor mannen, traditioneel gedragen door Kozakken en bewoners van Kaukasus
    • Voorop reed een lange, magere man in kostbaar Tataars gewaad, gevolgd door drie knechten, die de gewone kemelsharen mantel, de boerka, droegen. [2]
95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]