vrouw met hoofddoekje
  • hoofd·doek
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofddoek hoofddoeken
verkleinwoord hoofddoekje hoofddoekjes

de hoofddoekm

  1. een vierkante lap stof die vooral door vrouwen driehoekig samengevouwen over het hoofd gedragen wordt
    • In islamitische kringen wordt het dragen van hoofddoekjes veelal als religieuze plicht gezien. 
    • Vanachter halfgesloten ogen zag ik een vrouw met een Schots geruite rok en een hoofddoek met gespreide armen op me afrennen. Ik besloot me niet te verzetten. Willoos liet ik me heen en weer schudden. [1] 
    • Weerstand tegen verplichting hoofddoek groeit in Iran [2] 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 153
  2. www.nu.nl
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be