foulard

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  foulard    (hulp, bestand)
• IPA: / fuˈlar / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• fou·lard

Woordherkomst en -opbouw

• van Frans foulard
  • [1] (verkorting) van grand foulard

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	foulard	foulards
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de foulard m

1. kleed dat de bekleding van een bank, fauteuil of bed bedekt om die te beschermen of uit het zicht te houden

   • Ik heb een ambulance gebeld en ik heb de foulard van de bank gehaald omdat ik haar niet durfde te verplaatsen. 

2. (kleding) zwierige, halsdoek gemaakt van zijde of katoen

   • "Ik heb geen hoofdpijn", zei hij, het geurige vocht met zijn zijden foulard afwissende, om op deze wijze zijn gezicht te bedekken. 

3. (textielindustrie) licht en soepel weefsel uit zijde (soms gemengd met katoen)

   • U zou verwonderd zijn geweest als u gezien had wat een ongeschikte kleren de meisjes droegen. Japonnen van foulard en lakschoenen en vreselijk geklede hoeden hadden sommigen van hen. Om mee over rotsen te klimmen, en door de hei en de bremstruiken te lopen! 

• 
  1. Een foulard over een luie stoel.
• 
  2. zwierige halsdoek van zijde
• 
  2. en 3. Kleurrijke foulards van foulard in Tunesie
• 
  3. Het weven van foulard.

Synoniemen

• [1] sprei
• [2] shawl, sjaaltje

Gangbaarheid

• Het woord foulard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "foulard" herkend door:

61 %	van de Nederlanders;
78 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Italiaans

Uitspraak

• IPA: /fuˈlar/

Woordafbreking

• fou·lard

Zelfstandig naamwoord

foulard m

1. hoofddoek