boeg
- boeg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boeg | boegen |
verkleinwoord | boegje | boegjes |
de boeg m
- (scheepvaart) de voorkant van een schip
- Als ik de haven van Philadelphia binnenrijd, torent de elegante boeg torenhoog boven de kade uit. Ik ben hier voor een bezoek aan de SS United States, een gigantisch stoomschip dat ooit het ultieme symbool was van reizen in grootse stijl. [3]
- iets voor de boeg hebben
iets nog moeten doen of meemaken
- ▸ We hadden nog een lange dag voor de boeg.[4]
- het over een andere boeg gooien
iets op een andere manier proberen te doen
1. de voorkant van een schip
- Het woord boeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boeg" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "boeg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ boeg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Pia de Jong NRC 24 mei 2016
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be