bloot
- bloot
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bloot | bloter | blootst |
verbogen | blote | blotere | blootste |
partitief | bloots | bloters | - |
bloot
- (van het lichaam) zonder enige bedekking door kledij [3]
- Ze bedekte haar blote armen toen ze het koud kreeg.
- ▸ Hij wapperde de dunne stof een paar maal op en neer zodat er wat lucht om zijn blote bast circuleerde.[4]
- (juridisch) waar geen handeling aan te pas komt
- De tijd en de naburigheid zijn voorbeelden van blote rechtsfeiten.
- blote voeten: zonder kousen en schoenen, zeer eenvoudig
- In China had men blote voeten dokters.
bloot
- zonder bedekking
- ▸ Zijn vrouw glimlachte haar gebit bloot.[4]
- [1] naakt
- Met de billen bloot gaan
Iets geheims volledig moeten prijsgeven; door de mand vallen
- Open en bloot
1.
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
vervoeging van |
---|
bloten |
bloot
- Het woord bloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bloot" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bloot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bloot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ bloot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 4,0 4,1 “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be