bloter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blo·ter
Bijvoeglijk naamwoord
bloter
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van bloot
Deens
Woordafbreking
- blo·ter
Werkwoord
bloter
- tegenwoordige tijd van blote
Zelfstandig naamwoord
bloter, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van blot