blootstellen
- bloot·stel·len
- samenstelling van bloot en stellen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blootstellen |
stelde bloot |
blootgesteld |
zwak -d | volledig |
blootstellen
- overgankelijk ~ aan in aanraking doen komen met een besmetting of straling
- Hij besefte niet dat hij daarmee blootgesteld werd aan radioactive besmetting.
- ▸ De waarheid is echter dat u zich blootstelt aan een Russische roulette.[1]
- wederkerend zich ~ zichtbaar maken, kwetsbaar opstellen
- In het huidige eredivisieseizoen werden ook bestuurders bedreigd. In Heerenveen legde voorzitter Anne Hettinga van het stichtingsbestuur direct zijn functie neer nadat zo’n vijftig man hem thuis in Sneek had opgezocht. „Ik wil mijn gezin en mezelf niet langer blootstellen aan de omstandigheden van de afgelopen 48 uur”, verklaarde Hettinga. Feyenoord-directeur Eric Gudde zei het niet voor niets: het gezin is de „achilleshiel” van de voetbalbestuurder.[2]
1.in aanraking doen komen met
2. zich blootstellen (aan)
|
- Het woord blootstellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blootstellen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Fabian van der Poll & Steven VerseputNRC 2 februari 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be