basa

  1. taal


  • basa

basa

  1. verouderde spelling of vorm van baste tot 2005 [1]
(verleden tijd van base)

basa

  1. verouderde spelling of vorm van bast tot 2005 [1]
(voltooid deelwoord van base)
  1. 1,0 1,1 Taalhervorming 2005:
    Rettskrivningsendringer fra 1. juli 2005 (in het Noors)
    1.2.2.2 Svake verb / B Verb der bøyningsvormer kommer i tilleg / 1 Tillegg av -a el. -et eller både -a og -et


  • ba·sa

basa v

  1. (muziekinstrument) contrabas
  2. (muziekinstrument) basgitaar
  3. krat
  4. (spreektaal) bajes, nor
  1. kontrabas monbezield
  2. prepravka v
  3. väzenie o, väznica v, (spreektaal) chládok m, lapák m, kriminál m, (verouderd) árešt m, (verouderd)(spreektaal) žalár, šatľava v

basa

  1. genitief enkelvoud van bas


vervoeging van
basar

basa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van basar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van basar


  • ba·sa
  • Afgeleid van het Duitse Bass

basa v

  1. (muziekinstrument) contrabas
  2. (muziekinstrument)(spreektaal) basgitaar
    «Kapela hraje ve složení kytara, klávesy, basa a bicí.»
    De band speelt in de samenstelling: gitaal, toetsen, basgitaar, drums.
  3. krat; plastic doos met openingen in de zijkanten in een standaardformaat, vaak gebruikt voor opslag en het vervoer van flessen
    «S kamarády jsme o víkendu vypili plnou basu piv.»
    Met vrienden hebben we in het weekend een vol krat bier leeggedronken.
  4. (spreektaal) bajes, nor
    «Půjde sedět na dva roky do basy
    Hij gaat voor twee jaar naar de Bajes.
  5. (muziekinstrument)(spreektaal) gitaar
  6. (spreektaal) (draagbare) gereedschapskist
  7. (spreektaal)(spoorwegen) verlichting
  1. kontrabas monbezield
  2. baskytara v
  3. přepravka v
  4. vězení o, věznice v, katr monbezield (spreektaal) chládek monbezield, lapák monbezield, loch monbezield, kriminál monbezield, arest monbezield, (verouderd) žalář monbezield, šatlava v
  5. kejta v, kejtra v, dřevo o, sladký dřevo o
  6. svítilna v

basa

  1. genitief enkelvoud van bas
  2. accusatief enkelvoud van bas


basa

  1. arm