bast


- bast
de bast m
- (plantkunde) buitenste laag van een boom, meestal het geheel van schors en aangroeilaag
- De bast van een berk is wit.
- ▸ Mijn wandelstokken prikte ik heel voorzichtig in de bast van de boom en aarzelend deed ik mijn eerste stappen over de rivier.[3]
- ▸ Met zijn rijtjeshuis, met een raam waar ze nooit echt door naar buiten kijken, omdat ze denken dat ze iedere struik, iedere bloem, de bast van elke boom, de stemming van elke wolk, al kennen.[4]
- (dierkunde) fluweelachtige huid rond een nieuw gewei
- Nadat het gewei volgroeid is moet de bast er nog vanaf.
- (informeel) lichaam: gisteren nog in blote bast op 't strand, nu alweer aan 't werk
- Het woord bast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bast" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bast" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bast op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jessie Burton (vert. Marja Borg)“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be