aanwakkeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanwakkeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanwakkeren | aan te wakkeren | ||||||||
toekomend | zullen aanwakkeren aan zullen wakkeren |
te zullen aanwakkeren aan te zullen wakkeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangewakkerd | te hebben aangewakkerd | ||||||||
toekomend | aangewakkerd zullen hebben | aangewakkerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanwakkerend | aangewakkerd | ev. wakker aan |
mv. verouderd wakkert aan |
wakkere aan (bijzin) aanwakkere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wakker aan | wakkert aan | wakkert aan | wakkert aan | wakkert aan | wakkeren aan | wakkeren aan | wakkeren aan | |||
verleden (o.v.t.) | wakkerde aan | wakkerde aan | wakkerde aan | wakkerde aan | wakkerde aan | wakkerden aan | wakkerden aan | wakkerden aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanwakkeren | zult/zal aanwakkeren | zult/zal aanwakkeren | zult aanwakkeren | zal aanwakkeren | zullen aanwakkeren | zullen aanwakkeren | zullen aanwakkeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanwakkeren | zou aanwakkeren | zou(dt) aanwakkeren | zoudt aanwakkeren | zou aanwakkeren | zouden aanwakkeren | zouden aanwakkeren | zouden aanwakkeren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanwakker | aanwakkert | aanwakkert | aanwakkert | aanwakkert | aanwakkeren | aanwakkeren | aanwakkeren | |||
verleden (o.v.t.) | aanwakkerde | aanwakkerde | aanwakkerde | aanwakkerde | aanwakkerde | aanwakkerden | aanwakkerden | aanwakkerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanwakkeren aan zal wakkeren |
zult/zal aanwakkeren aan zult/zal wakkeren |
zult/zal aanwakkeren aan zult/zal wakkeren |
zult aanwakkeren aan zult wakkeren |
zal aanwakkeren aan zal wakkeren |
zullen aanwakkeren aan zullen wakkeren |
zullen aanwakkeren aan zullen wakkeren |
zullen aanwakkeren aan zullen wakkeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanwakkeren aan zou wakkeren |
zou aanwakkeren aan zou wakkeren |
zou(dt) aanwakkeren aan zou(dt) wakkeren |
zoudt aanwakkeren aan zoudt wakkeren |
zou aanwakkeren aan zou wakkeren |
zouden aanwakkeren aan zouden wakkeren |
zouden aanwakkeren aan zouden wakkeren |
zouden aanwakkeren aan zouden wakkeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangewakkerd | hebt aangewakkerd | hebt/heeft aangewakkerd | hebt aangewakkerd | heeft aangewakkerd | hebben aangewakkerd | hebben aangewakkerd | hebben aangewakkerd | |||
verleden (v.v.t.) | had aangewakkerd | had aangewakkerd | had aangewakkerd | hadt aangewakkerd | had aangewakkerd | hadden aangewakkerd | hadden aangewakkerd | hadden aangewakkerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangewakkerd hebben | zal/zult aangewakkerd hebben | zult/zal aangewakkerd hebben | zult aangewakkerd hebben | zal aangewakkerd hebben | zullen aangewakkerd hebben | zullen aangewakkerd hebben | zullen aangewakkerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangewakkerd hebben | zou aangewakkerd hebben | zou/zoudt aangewakkerd hebben | zoudt aangewakkerd hebben | zou aangewakkerd hebben | zouden aangewakkerd hebben | zouden aangewakkerd hebben | zouden aangewakkerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangewakkerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangewakkerd | er is aangewakkerd | |||||||||
verleden | er werd aangewakkerd | er was aangewakkerd | |||||||||
toekomend | er zal aangewakkerd worden | er zal aangewakkerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangewakkerd worden | er zou aangewakkerd zijn | |||||||||
lijdende vorm aangewakkerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangewakkerd worden | aangewakkerd te worden | ||||||||
toekomend | aangewakkerd zullen worden | aangewakkerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangewakkerd zijn | aangewakkerd te zijn | ||||||||
toekomend | aangewakkerd zullen zijn | aangewakkerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangewakkerd | wordt aangewakkerd | wordt aangewakkerd | wordt aangewakkerd | wordt aangewakkerd | worden aangewakkerd | worden aangewakkerd | worden aangewakkerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangewakkerd | werd aangewakkerd | werd aangewakkerd | werdt aangewakkerd | werd aangewakkerd | werden aangewakkerd | werden aangewakkerd | werden aangewakkerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangewakkerd worden | zult aangewakkerd worden | zult aangewakkerd worden | zult aangewakkerd worden | zal aangewakkerd worden | zullen aangewakkerd worden | zullen aangewakkerd worden | zullen aangewakkerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangewakkerd worden | zou aangewakkerd worden | zou/zoudt aangewakkerd worden | zoudt aangewakkerd worden | zou aangewakkerd worden | zouden aangewakkerd worden | zouden aangewakkerd worden | zouden aangewakkerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangewakkerd | bent aangewakkerd | bent/is aangewakkerd | zijt aangewakkerd | is aangewakkerd | zijn aangewakkerd | zijn aangewakkerd | zijn aangewakkerd | |||
verleden (v.v.t.) | was aangewakkerd | was aangewakkerd | was aangewakkerd | waart aangewakkerd | was aangewakkerd | waren aangewakkerd | waren aangewakkerd | waren aangewakkerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangewakkerd zijn | zult aangewakkerd zijn | zult aangewakkerd zijn | zult aangewakkerd zijn | zal aangewakkerd zijn | zullen aangewakkerd zijn | zullen aangewakkerd zijn | zullen aangewakkerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangewakkerd zijn | zou aangewakkerd zijn | zou/zoudt aangewakkerd zijn | zoudt aangewakkerd zijn | zou aangewakkerd zijn | zouden aangewakkerd zijn | zouden aangewakkerd zijn | zouden aangewakkerd zijn |