• aan·wak·kert
vervoeging van
aanwakkeren

aanwakkert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwakkeren
    • ... dat jij aanwakkert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwakkeren
    • ... dat hij aanwakkert.