• aan·ge·wak·kerd
stellend
onverbogen aangewakkerd
verbogen aangewakkerde

aangewakkerd

  1. sterker worden
    • De door de wind aangewakkerde bosbrand was moeilijk te blussen. 
    • Zijn eenmaal aangewakkerde ambities maakten hem blind voor de moeilijkheden die hij nog te overwinnen had. 
vervoeging van: aanwakkeren…
verbogen vorm: aangewakkerde

aangewakkerd

  1. voltooid deelwoord van aanwakkeren
     Ergens diep binnenin je bevindt zich daarentegen het oergevoel dat na elk bezoek aan de site meer aangewakkerd zal worden.[1]
     De reclame- boodschappen sporen ons aan nieuwe verlangens te koesteren, het nieuws maakt ons woedend en van streek, onze geldingsdrang wordt aangewakkerd door wat we horen over collega's en kennissen.[2]