Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·wak·ker·den

Werkwoord

vervoeging van
aanwakkeren

aanwakkerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanwakkeren
    • ...dat wij aanwakkerden. 
    • ...dat jullie aanwakkerden. 
    • ...dat zij aanwakkerden. 

Gangbaarheid