• zen·der
enkelvoud meervoud
naamwoord zender zenders
verkleinwoord zendertje zendertjes

de zenderm [3]

  1. iemand die iets zendt, verstuurt of doet toekomen
  2. (techniek) toestel dat elektromagnetische golven uitstraalt
  3. (media) bedrijf dat een zender [2] gebruikt om radio- of televisieprogramma's om te roepen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

vervoeging van
zenderen

zender

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zenderen
    • Ik zender. 
  2. gebiedende wijs van zenderen
    • Zender! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zenderen
    • Zender je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]