Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·zen·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportzender sportzenders
verkleinwoord sportzendertje sportzendertjes

Zelfstandig naamwoord

de sportzenderm

  1. radio- of televisiezender die vooral sportreportages uitzendt
     Hij kijkt, in het halfdonker van zijn benedenwoning, zoveel mogelijk naar het tennis op een speciale sportzender.[1]
     "Ik deed mijn commentaar helemaal vanaf de andere kant van het stadion", zegt Niels Christian Frederiksen, die alle wedstrijden versloeg voor de Deense sportzender TV3. "Op het moment dat het gebeurde concentreerde ik me even op iets anders. Ik dacht in eerste instantie dat er een botsing was geweest met een Finse speler en dat hij een hoofdblessure had."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  2.   Weblink bron “Hartstilstand Eriksen bracht Denen samen: 'Iedereen houdt weer van de ploeg'” (VR 31 DECEMBER 2021), NOS