sportnet

Nederlands

straalwagen voor een sportnet sportnet

Uitspraak

• Geluid:  sportnet    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• sport·net

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  sport zn  en  net zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	sportnet	sportnetten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het sportnet o

1. televisie of radiozender met voornamelijk sportprogramma's

   • Moet ik vertellen hoeveel programma's mij gebeld hebben om uit te leggen hoe het zit met Lance Armstrong? Heel veel. Bij de NOS vroeg alleen de weekchef erom. Men zou mij gewoon moeten bellen en vragen: hoe zit dat en dat? Dat lijkt me zeer logisch. Ik zit niet voor niets al zo lang in de sportjournalistiek. 'Een goed sportnet, daar zou ik zo mijn handtekening onder zetten', zegt de sportjournalist en voormalig basketballer in de VARAgids.  
   • Voor de verkiezing van Leaders, een groot wereldwijd sportnetwerk, werden 2.000 directeuren uit veertig landen op vijf continenten aangemeld. ’We zoeken wereldwijd naar de meest inspirerende, innovatieve en talentvolle leider in de sport’, aldus Leaders.  

Synoniemen

• sportzender

Gangbaarheid

• Het woord 'sportnet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sportnet" herkend door:

92 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.