stoorzender
- Geluid: stoorzender (hulp, bestand)
- stoor·zen·der
- samenstelling van stoor ww en zender [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stoorzender | stoorzenders |
verkleinwoord | stoorzendertje | stoorzendertjes |
de stoorzender m
- radiozender die de ontvangst van een andere radiozender verstoort
- Illegale radiozenders die als stoorzender werken moeten hun uitzendingen staken.
- een hinderlijk persoon die de actie van een ander persoon verstoort
- Ik moest die vervelende stoorzender wel de klas uit sturen want anders kon ik niet lesgeven.
- [2] lastpak, tegenwerker
- Het woord stoorzender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stoorzender" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be